Naarmate een mens ouder wordt gaat zijn aanpassingsvermogen achteruit. Eigenlijk is dat heel logisch. Een mens wordt geboren, heeft een tijd nodig om zich aan te passen aan zijn omgeving, de mensen en de cultuur, en vervolgens kan hij de rest van zijn leven de dingen doen die een mens zoal doet. Vandaag de dag wordt er echter van mensen verwacht dat ze zich blijven aanpassen tot hun dood. Altijd blijven studeren en bijscholen, cursussen volgen om de laatste technologieën te kunnen bijbenen en meer van dat soort dingen. Het aanpassen gaat echter steeds moeizamer en trager. Net zoiets als het scherpstellen met je ogen. Hoe ouder je wordt, hoe langzamer het gaat als je van dichtbij naar veraf wilt scherpstellen en weer terug. Ook veranderingen aan de omgeving worden steeds lastiger verwerkt. Neem nou mijn zakdoeken. Sinds een paar weken heb ik die in dezelfde la gestopt als mijn onderbroeken, maar voorheen lagen ze op een plank van mijn kledingkast. En nog steeds doe ik iedere ochtend de deur van die kledingkast open om een schone zakdoek te pakken, uit dan een diepe zucht en schudt even mismoedig mijn hoofd, en loop vervolgens naar de ladenkast. Gelukkig weet ik wel nog wáár ze liggen, maar mijn systeem heeft zich nog niet zodanig aangepast dat ik niet meer iedere ochtend voor niks in die kledingkast hoef te kijken.
Geef een reactie