Een paar maanden geleden ben ik maar eens aan de Bijbel begonnen. Ik had het al eens eerder geprobeerd maar zonder succes. ‘In des aanschijns’, ‘den Heer’, ‘gelooft gij’. Een schrijfstijl, of beter gezegd ‘vertaalstijl’ die mijn aandacht nooit wist vast te houden. Maar met de nieuwe vertaling zag ik het wel weer zitten. Ik heb nog even getwijfeld of ik de standaard uitgave zou kopen of de literaire, maar als je dan een Bijbel koopt moet je er ook eens wat verwijzingen in op kunnen zoeken (de nummertjes in de kantlijn) en vandaar mijn keuze dus voor de standaard uitgave.
Hoewel ik Rooms-Katholiek opgevoed ben en dus elke zondag naar de kerk ging (moest) heb ik tijdens de mis nooit veel opgestoken van het Heilige Woord. Ik had altijd meer belangstelling voor de nerven en kerven in het hout van de banken of speelde met een wiebelend aan een haakje hangend ‘matje’ wat als kussen diende voor als je opgeroepen/gebeld werd om op je knieën te gaan zitten.
Ook hield ik me meer bezig met de achterhoofden van de mensen vóór mij en wat zich daarin mogelijk afspeelde tijdens de mis. Behalve als ik (toen ik nog niet assertief genoeg was) samen met mijn ouders op mijn knieën ging zitten en de heer of dame vóór mij besloot dat het wel een keertje overgeslagen kon worden. Dan zat je met je neus zowat tegen hun nek gedrukt en konden zelfs de zware wierookdampen de zondagse geurtjes die daaruit opstegen niet meer tegenhouden. En om dan nog de concentratie te kunnen behouden de klanken uit de luidsprekers te kunnen vertalen in woorden van betekenis was haast onmogelijk.
Als men zich wel eens half omdraaide keek ik altijd naar hun ogen. Soms zat er iets van onrust in die ogen, en ik probeerde me dan de daarbij behorende gedachten voor te stellen. Maar vaker hadden ze iets dromerigs. Nu zou dat kunnen komen doordat ze in een opperste staat van meditatie verkeerden, in een diep innerlijk gesprek verwikkeld met de Heer. Maar ik denk eerder dat ze net als ik op zondag te laat uit bed kwamen en half slapend zaten te wachten op die verlossende woorden aan het einde van de mis “En gaat dan nu heen … in de naam van de vader, … amen.”
In elk geval heb ik tijdens de missen nooit zo goed opgelet, en nog minder tijdens de lessen Katechismus op de middelbare school. De pagina’s uit de prisma pockets van het oude en nieuwe testament gebruikte ik om kleine getekende animaties te maken. Door op de rand van elke pagina een tekening te zetten en deze zelfde tekening in iets gewijzigde vorm op de volgende te herhalen, kreeg je bij snel bladeren zo’n primitief soort ‘filmpje’ te zien. In mijn geval een verspringer, met een hele lange aanloop en een hele verre sprong. En zoiets doe je niet in één les!
Toen ik wat ouder werd merkte ik dat ik toch nieuwsgierig begon te worden naar de Bijbel, en eigenlijk om drie redenen. Ten eerste omdat er vreselijk veel van onze huidige maatschappij en cultuur zijn oorsprong vindt in dit boek en ik schaamtevol mezelf moest toegeven dat ik alleen maar wist dat Benjamin de jongste was en Abraham ergens mosterd vandaan wist te toveren.
Ten tweede omdat ik vrienden heb die gelovig zijn en van wie ik erg veel hou en erg in geinteresseerd ben. Vanwaar hun overtuiging, hun geloof in God en Jezus Christus? Want het zijn toch zeer intelligente en praktisch ingestelde mensen die niks wetenschappelijks uit de weg gaan. Hoe komt het dan dat ze zo overtuigd zijn van Zijn bestaan?
En ten derde omdat ik wil weten waar men het over heeft. De christelijke partijen en de EO, de conflicten tussen godsdiensten overal ter wereld, Israël en de Palestijnen, de blaadjes van de parochie die ik elke maand ongevraagd in mijn brievenbus krijg, en om de geschiedenis in zijn algemeenheid.
Ik heb inmiddels al meer dan driehonderd pagina’s gelezen (en ik sla niks over), toch al een aardige dikte voor een roman, maar dit is natuurlijk nog maar het begin. Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, Deuteronomium, Rechters, Ruth, Samuël. En tot nu toe moet ik zeggen dat ik het vooral ‘raar’ vind. Het is een mooi boek en een mooie vertaling, maar behalve dat heb ik er op persoonlijk vlak nog niets uit kunnen halen.
Ik verbaas me tot nu toe ook over God. ‘Zomaar’ kiest hij één volk uit waar hij een verbond mee sluit. Niet omdat dit volk dat verdient (“…want het is een onhandelbaar volk”), maar omdat het op dat moment het kleinste volk zou zijn. En God zegt ook niet hij de enige God is, alleen maar dat hij de enige God is voor het volk van Israël. Vervolgens verschijnt hij met name alleen maar voor Mozes en komt hij nogal wispelturig en snel geïrriteerd over. Hij is streng en lijkt weinig vergevingsgezind of barmhartig te zijn, en al helemáál niet naar andere volkeren.
Wanneer ze eenmaal de Jordaan over zijn getrokken om hun beloofde land in te nemen wordt het voor mij even onbegrijpelijk. Hele steden worden uitgemoord in opdracht van God. Mannen, vrouwen, kinderen, echt álles. Dit valt niet te rijmen met hoe men tegenwoordig meestal over God denkt. Dan is het toch meestal een God die liefde heeft voor alles wat leeft en het leven hoogacht, zelfs dat van een ‘zondaar’.
Een rare God. Tot nu toe dan. Want zoals het tot nu toe beschreven staat zou ik juist denken dat het wél altijd zijn bedoeling is geweest dat de mens ging eten van de boom van kennis, goed en kwaad, om zodoende zélf te leren ontdekken wat de hogere waarheden in het leven zijn. En als er al ooit echt een God is geweest (ik heb het boek nog niet uit…), dan is het niet zo vreemd dat hij zich de laatste tweeduizend jaar zo weinig laat zien. We zijn inmiddels aardig aan het leren wie we zijn en hoe we moeten leven. We moeten het alleen nog samen dóen.
Wordt vervolgd…
Geef een reactie