Wat altijd gezegd kan worden over Atkinson is zijn onophoudelijke vindingrijkheid in het combineren van thema’s en onderwerpen, waarbij hij het niet schuwt het absurde en ondenkbare naar voren te schuiven. Hij doet dit op zo’n oorspronkelijke maar haast vanzelfsprekende manier dat de lezer na afloop alleen maar kan beamen dat er aan de kennis van de wereld weer een nieuwe dimensie is toegevoegd en er wederom een confrontatie heeft plaatsgevonden met onze onwetendheid.
Zo ook in het nieuwste boek van Atkinson getiteld “At the Pond”, waarbij uitgeverij Consternation Pockets wederom blijk heeft gegeven van durf en geëngageerdheid. In een tijd dat andere uitgeverijen zich meer en meer toeleggen op makkelijk toegankelijke literatuur en informatieve boeken die nauw aansluiten op de hedendaagse cultuur van “lamaarwaaien” en “het zal mijn tijd wel duren”, heeft Consternation Pockets een inmiddels indrukwekkende reeks aan “plaag-“, “stook-” of “prikkel-” boeken op de markt gebracht. En dat mag in een wereld waarin alles reeds gezegd of gedacht lijkt te zijn, als een belangwekkend nieuwe impuls gezien worden om mensen weer eens flink aan het verwonderen en verbazen te krijgen. Twee eigenschappen van het denkvermogen en de (creatieve) geest die schijnbaar in het niets lijken op te lossen wanneer wij eenmaal de leeftijd van volwassenheid hebben bereikt.
Niet voor niets dan ook dat Atkinson in zijn nieuwste boek teruggrijpt op een in meerdere opzichten belangrijk aspect uit zijn kindertijd, namelijk “the pond”, oftewel “de vijver”. Deze vijver, gelegen achter het ouderlijk huis van Atkinson, blijkt een metafoor te zijn voor zijn nieuwste denkbeelden en ingevingen. Een poel, een bron, van leven en van gedachten. Het gladde oppervlak van de vijver dient als een klankbord voor het planneloos en ongebreideld opdiepen en creëren van oude en nieuwe gedachten. In een sfeer van speelse meditatie lijkt er gaandeweg dit proces bij Atkinson een scheppende kracht aanwezig te zijn die altijd weer in staat is uit de schier oneindige reeks aan associaties en ingevingen, uiteindelijk te komen tot een bundeling, een pact van gedachten die zouden kunnen omschreven worden als zijnde een “idee”, een “bedoeling”, een “plan” of zelfs een “theorie”.
Atkinson is de eerste die de opmerking zal plaatsen dat alles wat er op deze wijze “bedacht” of “verzonnen” is niet impliciet serieus mag worden genomen in maatschappelijke, sociale of wetenschappelijke zin. Niets van dit alles is “bedoeld”, of “overdacht”. Wat Atkinson wil dat er wél serieus genomen wordt, is de vrije gedachte en de vrijheid om deze gedachten te kunnen denken en uiten. Een reden bijvoorbeeld waarom er volgens hem op dit moment zo weinig tolerantie en begrip lijkt te bestaan voor andersdenkenden en voor nieuwe of afwijkende denkbeelden, is het ontbreken van of zelfs het onvermogen tot het zélf vrij kunnen denken. Een starheid in het eigen denken, tesamen met een angst voor wat de individuele geest uit zichzelf kan voortbrengen.
Onnodig te vermelden dat Atkinson dit ziet als een fundamentele verarming en teloorgang van de menselijke geest. Een beetje arrogantie zij Atkinson vergeven als hij opmerkt dat het vrijelijk denken zoals hijzelf dit voorstaat, de basis en de oorsprong is van alle vernieuwing of vooruitgang. Niet meer, maar zeker ook niet minder. Want in het begin is er altijd die ene gedachte, van allerlei soort, waarvan er enkelen wellicht opgepikt zullen worden door anderen om nader onderzocht te worden of wellicht zelfs ten uitvoer te worden gebracht. En misschien, in een veel later stadium, zal dit resulteren in een nieuwe theorie of een nieuwe stroming. Maar in alle gevallen wordt er iets nieuws gecreëerd dat aanzet tot aanschouwing of overdenking en aldoende bijdraagt aan het in leven houden van de intuïtieve, oorspronkelijke menselijke geest.
door Bidock
De nederlandse vertaling zal halverwege deze zomer in de winkels liggen