Ik heb het idee dat kleine kinderen en dieren vaak op dezelfde manier naar de wereld kijken. Ze zijn nieuwsgierig naar wat er rondom ze gebeurt en houden alles in de gaten. Vaak vinden ze dat rondom veel interessanter dan wat er binnen het gezelschap gebeurt waar ze toevallig bijhoren. Het hoofd van kind of dier schiet dan heen en weer totdat ze iets gevonden hebben dat hun aandacht weet vast te houden. In dit geval was ik dat. Of mijn camera. Zowel het kind als de hond onder de stoel bleven oogcontact met me zoeken, en waarschijnlijk omdat ik een buitenstaander was, iets aan de zijlijn, iets nieuws en onbekends. Ik heb dan steeds het gevoel dat het kind of het dier deel uitmaken van een totaal andere dimensie dan waar de rest van de wereld zich in bevindt. En door op te gaan in hun manier van kijken voel ik dat ik mezelf ook voor een deel buiten het officiële gebeuren plaats. En eerlijk gezegd vind ik dat erg prettig. Word ik vervolgens door iets, een vraag bijvoorbeeld, uit dat kijken getrokken, ervaar ik dat als storend. Alsof een ‘hoger’ deel van mijzelf voor even uit mijn lichaam was getreden en verplicht wordt weer in de huid te moeten kruipen van dat mens dat Jack heet en geacht wordt alert en attent te reageren op wat er in het ‘heden’ en de ‘werkelijkheid’ plaatsvindt. En ik maar het gevoel hebben dat ik juist uit een werkelijkheid getrokken te worden die ik als ‘hoger’ en ‘werkelijker’ beschouw.
Geef een reactie