Vanuit onderzoek en lang en diep nadenken komt wetenschap voort, en vanuit wetenschap kennis. Maar kennis alleen is slechts kennis. ‘Wat weet jij veel!’ en ‘Wist je dat niet?’ Kennis is slechts informatie die je tot je kunt nemen, ter kennisgeving. Je hoeft er eigenlijk niets meer voor te doen dan te luisteren of te lezen. Je hoeft er niet eens slim voor te zijn, als je geheugen maar goed genoeg is. Toch is het bezitten van veel kennis voor mensen vaak een aanleiding om zichzelf op de borst te slaan of zichzelf boven anderen te plaatsen. Wat mij betreft zeer onterecht. Ik heb genoeg mensen ontmoet die weinig kennis bezaten, weinig vaardigheden, maar waar ik met respect en bewondering naar heb gekeken, omdat hun kennis en hun weten vanuit henzelf was ontstaan, door ervaring en observeren. Als ze iets niet weten is dat niet omdat ze dom zijn maar omdat ze iets nog niet ter ore is gekomen. Ze hebben het toevallig nooit gelezen of iemand heeft het ze nooit verteld. Kennis is macht als je anderen met opzet kennis onthoudt, en op die manier gebruikt dus een vorm van machtsmisbruik.
Talent lijkt een beetje op kennis, met dit verschil dat talenten reeds aanwezig zijn. Iemand die een aangeboren talent heeft voor cijfertjes of muziek wordt vaak bewonderd. Zo iemand is dan de beste of de snelste of de grootste. Tijdens atletiekwedstrijden is er altijd iemand de snelste, bijvoorbeeld op de 100 meter sprint. Vaak is het altijd dezelfde omdat die persoon toevallig net de juiste lichaamsbouw en constitutie heeft om de anderen te snel af te kunnen zijn. En daarvoor heeft hij niet eens meer hoeven trainen, vaak zelfs minder omdat het hem, althans voor een deel, ‘als vanzelf’ afgaat. En dat terwijl anderen er misschien veel en veel harder voor hebben moeten werken om in die finale terecht te komen. Wie de snelste is is duidelijk, maar is dat automatisch ook de beste? Is dat misschien niet nummer 2 of 3, of zelfs nummer 8? Is dat niet degene die zichzelf het meest heeft moeten ontstijgen? Hij die ondanks kleinere longen en kortere beentjes het toch voor elkaar heeft weten te krijgen zo ontzettend hard te kunnen lopen omdat hij dat zo graag wilde?
Ik heb altijd een voorkeur gehad voor de underdog, de nummers twee, drie of laatsten op een lijst. Nummers één interesseren me niet zoveel. Dat kan best komen omdat ik zelf geen nummer één ben en vanuit afgunst voor alle nummer ééns in de wereld en al degenen die over meer talenten beschikken dan ikzelf. En omdat mij zelden iets als vanzelf afgaat. Maar het komt ook voort vanuit een gevoel van onrechtvaardigheid over het gemak waarmee mensen zichzelf boven anderen plaatsen en de vanzelfsprekendheid waarmee mindergestelden opkijken tegen degenen die toevallig over meer kennis of talenten beschikken. Een verzekeringstussenpersoon die een keer bij me op bezoek was toonde zich zichtbaar trots op zijn positie in de maatschappij en liet zelfs de woorden ‘het recht van de sterkste’ vallen. Ik heb er nog spijt van dat ik de verzekeringspapieren toen niet ter plekke heb verscheurd.
‘Je moet niet naar anderen kijken’ is mij altijd geleerd. Ons is echter ook geleerd juist wel veel naar anderen te kijken en onszelf daarmee te vergelijken. Dat hoeft op zich niet verkeerd te zijn, we leven per slot van rekening toch met elkaar samen, maar het zou toch mooi zijn als we elkaar gingen vergelijken op andere punten dan maatschappelijke positie, bezittingen, hoeveelheid kennis of aangeboren talenten. De woorden ‘intrinsieke waarde’ komen nu in mij op, hoewel ik op dit moment nog niet precies weet hoe ik die woorden voor mezelf zou willen vertalen in praktische voorbeelden. Niet oordelen over anderen is daarbij in ieder geval van groot belang, en laat dat nou een van de eerste dingen zijn die we altijd doen.
Geef een reactie