De laatste tijd bevinden mijn gedachten zich regelmatig in een niet te stoppen maalstroom. Dat was wel eens anders, in de tijd dat ik nog regelmatig mediteerde. De onrust die dit veroorzaakt zorgt ervoor dat ik ’s nachts menig uurtje ‘aan het werk’ ben. Nog zoveel te willen, nog zoveel te doen. Eigenlijk zou ik op die momenten moeten dromen. Wat voor dromen dan ook. Onrustige dagen zorgen ’s nachts voor onrustige dromen. Maar het zijn dan tenminste nog dromen, en je hersenen kunnen op die manier wat ballast kwijt van het gepieker overdag. En dus vroeg ik me af hoe het moet zijn voor iemand die overdag geen ballast meer heeft. Hoe zagen de dromen eruit van een Boeddha? Droomde hij überhaupt nog wel of was dit voor hem een overbodige bezigheid geworden? Als je geen rotzooi tot je neemt hoef je ook geen rotzooi te verwerken.
“Als je geen rotzooi tot je neemt hoef je ook geen rotzooi te verwerken”…
Denk dat Boeddha het moeilijk zou hebben in onze westerse wereld, waar je al een eind moet lopen om geen rotzooi meer tegen te komen…