‘Slachtoffers. Slachtoffers van een overgangsperiode van de moraal. Dat zijn we’. De woorden worden in dit boek van Osamu Dazai uigesproken door de voortdurend dronken schrijver Uehara die zich iedere dag weer onderdompelt in een roes van drank, drugs en vrouwen. Dazai had dit zelf kunnen zijn, en misschien was hij dit ook wel. Afkomstig uit een rijke adelijke familie weet hij zich geen raad met zijn rol in de nieuwe wereld. De hoofdpersoon Kazuko is een vrouw van 29 die samen met haar moeder genoodzaakt is te verhuizen naar het platteland. Zoon Naoji zit op dat moment nog in het leger en zal elk moment kunnen terugkeren naar het gezin, maar liever niet. Ook hij heeft zichzelf overgegeven aan drugs en vrouwen en later aan goedkope saké, want het geld van de ooit zo rijke familie raakt snel op. Moeder is volgens de beide kinderen de enige die van nature nog iets van adel in zich heeft. De manier waarop ze haar soep eet bijvoorbeeld, is onnavolgbaar soepel en gracieus. In tegenstelling tot hun moeder spelen Kazuko en Naoji heimelijk met gedachten over zelfmoord. Niet altijd zo nadrukkelijk bij name genoemd, maar als je hun prachtige en intens verwoorde gedachtengangen volgt en de brieven die ze schrijven kan het niet anders of ze bewegen zich voortdurend verder richting het moment van opgave. Voor Naoji komt die uiteindelijk ook. Kazuko kiest voor een andere weg. De weg van haar eigen revolutie zoals ze die noemt, want revolutie is onontkoombaar en moet toch ergens beginnen.
Osamu Dazai pleegde overigens zelf ook zelfmoord, samen met zijn vrouw, door zich te verdrinken in een kanaal.
Geef een reactie