Iedereen zal vast wel een keer geprobeerd hebben om zich bewust te zijn van het moment waarop je in slaap valt. Dat lukt dus nooit. Je kunt wel vaststellen dat je steeds slaperiger wordt, maar je zult nooit getuige zijn van het moment waarop je daadwerkelijk in slaap gaat vallen.
Met denken gaat dat eigenlijk op precies dezelfde manier. Gedachten komen en gaan, en je merkt altijd pas achteraf dat je opeens op het een of ander denkspoor terecht bent gekomen, zonder dat je dit van plan was. Als je weleens hebt gemediteerd, of gewoon op de bank hebt gezeten en geprobeerd hebt het moment te pakken waarop gedachten zich in je hoofd gaan vormen, zul je merken dat ook dat niet lukt. Tenzij je veel ervaring hebt met mediteren of een soort van Boeddha bent. Voor je het weet zijn er seconden of zelfs minuten verstreken voordat je je ervan bewust wordt dat je het begin hebt gemist. Net als met in slaap vallen was je opeens ‘vertrokken’, en in die zin lijkt ons dagelijkse denken heel veel op slapen. En misschien is er wel helemaal geen verschil, want zowel de slaap als dit denken gaan volledig automatisch.
Het denken is de motor achter de gedachten. Het verleden – in de vorm van herinneringen en ervaringen en de toekomst met zijn verwachtingen en verlangens – is de brandstof. We zitten overdag wel in een waaktoestand, maar dat wil niet zeggen dat we ook waakzaam zijn, oplettend en alert. Veel dagen, zo niet de meeste, ervaar ik op deze manier. Er zijn dagen dat ik in de late avond moet bekennen dat ik eigenlijk de hele dag heb geslapen, ook al kan ik precies opnoemen wat ik allemaal heb gedaan. De dagen met de drukste agenda zijn de dagen waarop ik het diepste heb geslapen.